1.   branche zn. 'tak van wetenschap, handel of nijverheid'
categorie:
leenwoord
Nnl. branche '(familie)tak, zijlinie' [1706; WNT Aanv.], 'tak, afdeling' [1847; Kramers].
Ontleend aan Frans branche 'geslacht, familie' [1306], eerder al 'deel' [ca. 1280], 'deel van literair werk' [ca. 1178], eerst 'tak' [ca. 980; Rey] < Laatlatijn branca 'voetspoor', later ook 'poot' [4e eeuw]. In het Gallo-Romaanse gebied ontstond hieruit de betekenis 'tak' [1073; Rey], op grond van overeenkomst in vorm tussen een tak en een poot (het niet-verwante Latijnse zn. brachium kent ook beide betekenissen, 'arm' en 'tak'). De verdere etymologie is onbekend.


  naar boven