|
1. |
brancard zn. 'draagbaar' categorie: leenwoord Nnl. brancard 'draagberrie' [1847; Kramers]. Ontleend aan Frans brancard 'draagboom van draagbaar; draagbaar' [1542; PRobert], eerder 'grote tak' [1476; Rey], eerst als brancart [1380; Rey]. Dit woord behoort bij het zn. branque, een Noord-Franse (Picardische) variant van branche 'tak', zie branche. De betekenis 'draagbaar' is in het Frans ontstaan doordat het woord voor de draagbomen is overgegaan op het hele toestel. ◆ brancardier zn. 'brancarddrager'. In de samenstelling brancardier compagnie 'in 1813 door Napoleon opgerichte troepenafdeling voor het vervoer van gewonden' [1899; Woordenschat]. Ontleend aan Frans brancardier 'ziekendrager' [1651; Rey]. Fries: brankaar
|
naar boven
|