1.   gal 2 zn. 'gezwel bij paarden'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord, samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Vnnl. gal 'een gebrek aan de voeten der paarden' [1669; van den Ende]; nnl. een gal in een paard 'een gezwel bij een paard' [1704; Claes 1994a], gal 'id.' [1774; WNT].
In dit woord zijn wrsch., en niet alleen in het Nederlands, twee verschillende woorden door elkaar gelopen. Mnl. gāle betekende nog 'vurige huiduitslag', zie gaal. Directe ontlening van de huidige vorm aan lat galla 'galappel', zie galnoot, is niet wrsch., maar de betekenis is er vermoedelijk wel door beïnvloed. Er heeft wrsch. een versmelting van betekenissen 'huiduitslag' en 'galappel' plaatsgevonden en zo is de betekenis 'gezwel' ontstaan.
Mnd. galle 'zere plek, gal' (> nzw. galla); mhd. galle (nhd. Galle) 'gal, gezwel'; oe. gealla 'pijnlijke zwelling' (ne. gall 'zere plek'); on. galli 'gebrek'; < pgm. *galna-, met assimilatie ln > ll zoals bij vol. Afgeleide betekenissen in enkele Germaanse talen zijn o.a. nhd., nnd. Galle 'onvruchtbare plek in een akker', nnl. gal 'gebrek in gegoten ijzer', nzw. vero. gallra 'id.', ne. galls, gauls 'vochtig of onvruchtbaar stuk grond'.
Mogelijk verwant met Oudiers galar ziekte, Litouws žala 'schade, ellende'. Deze vormen zouden herleid kunnen worden tot een wortel pie. hol- 'gebrek' of zouden uit een substraat kunnen stammen, aangezien ze alleen bekend zijn in het Keltisch, Germaans en Baltisch.


  naar boven