1.   anoniem bn. 'naamloos'
categorie:
leenwoord
Nnl. een klein anonijm briefje [1806; WNT hand], Anonijme Brand-Societeit 'naamloze vennootschap (hier: een brandverzekeringsmaatschappij)' [1821; WNT Supp.].
Via Frans anonyme en Laatlatijn anonymus ontleend aan Grieks anṓnumos 'naamloos', gevormd uit an- 'zonder, niet' (zie a-) en ónuma 'naam', een nevenvorm van ónoma 'naam', zie naam.
Fries: anonym


  naar boven