1.   bakken 2 ww. 'zakken (bij een examen)'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. hij blijft bakken 'hij blijft zitten' [1925; Dale Hwb], bakken 'zakken' [1929; Verschueren].
Mogelijk identiek met bakken 1. De negatieve betekenis kan zijn ontstaan uit de uitdrukking iemand iets bakken zoals zij hebben ons daar onverwachts eenen koek gebakken [1867-79; WNT] of de uitdrukking iemand een poets bakken, zie bak 2. Eventueel kan er verband bestaan met de uitdrukking bakzeil halen 'terugkrabbelen'. Het meest wrsch. is echter een verband met uitdrukkingen als zakken als een baksteen of er niets van bakken.


  naar boven