1.   lava zn. 'vulkanisch gesteente'
categorie:
leenwoord
Nnl. lava 'vulkanisch product' in alle de Lavaas zyn voortbrengzelen der Brandende Bergen [1769; WNT voortbrengsel], lava "vloeibaare en verglaasde stoffen ..., die de Vesuvius, Ethna en andere brandende Bergen ... uitwerpen" [1778; WNT], lava 'gestold vulkanisch product' in snuisterijen uit lava [1839; WNT].
Ontleend aan Italiaans lava 'stroom uit een vulkaan' [1663; DELI], oorspr. 'lava van de Vesuvius', later ook 'gestold vulkanisch product' [1733; DELI]. Het woord is afkomstig uit een Napolitaans dialect, maar de verdere herkomst is omstreden. Wrsch. houdt het woord verband met Latijn lābēs 'instorting, val', afleiding van lābī 'naar beneden glijden, wegglijden, instorten', zie labiel en lawine (DELI, Rey, Kluge, Pfeifer). Onions veronderstelt daarentegen afleiding van Latijn lavāre 'stromen (van rivieren)', op grond van een definitie in een oud Italiaans-Engels woordenboek lava 'grote waterstroom als gevolg van hevige regenval' [1611; OED]. Deze betekenis van lavāre, naast algemeen 'wassen, baden' (zie lavement), was echter in het klassiek Latijn reeds erg ongewoon. Een derde mogelijkheid is dat lava hetzelfde is als Zwitsers-Frans lava, lave 'laag van gladde stenen' (zie echter lei) en ontleend is aan een voor-Indo-Europese taal (NEW); volgens diezelfde theorie zou ook lawine hierbij horen en pas later volksetymologisch met lābī in verband zijn gebracht.
Fries: lava


  naar boven