1.   gebbetje zn. (NN) 'grapje'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Nnl. gebbetje 'spot, grap?' [1889; MNW gabben], gebbetjes, gekheden, grappen, dwaasheden [1895; WNT guich].
Afleiding van het mnl. werkwoord gabben 'gekheid maken' [1450-1500; MNW], dat nog is overgeleverd in het verouderde/gewestelijke frequentatief gabberen 'babbelen, wauwelen, spottend lachen' [1599; Kil.] en in de samenstelling ginnegappen. Verdere herkomst onbekend. Gebbetje wordt vooral gebruikt in de Hollandse spreektaal.


  naar boven