|
1. |
danig bw. 'zeer, hevig' categorie: verkorting Nnl. daanig 'zeer, hevig' [1781; WNT]. Afleiding door verkorting uit woorden als dusdanig, hoedanig, zodanig, door interpretatie van het tweede lid als 'erg, zeer'. Voor de 18e eeuw komt danich, danig niet als simplex voor; in de loop van de 18e eeuw wordt de aanstaande overgang naar het gebruik zonder dus-, hoe- of zo- zichtbaar in regels als door de reciproque vuistslagen vice versa zo danig gehavent, dat ... [1734; WNT vice versa]. Fries: danich
|
naar boven
|