1.   voegen ww. 'verbinden, bij elkaar doen; schikken, passen'
categorie:
erfwoord, geleed woord
Onl. (gi)fuogen 'verbinden, verenigen' in furista gefuogeda singindon 'de vorsten verbonden met de zangers' [10e eeuw. W.Ps.]; mnl. voeghen 'verbinden, bij elkaar doen; schikken, gepast zijn, betamen', als vugen 'verbinden' [1240; Bern.], in nempse ende vorse dart v vogt 'neem haar mee en breng haar waar het u maar schikt' [1260-80; VMNW], dat hem noch uuget Te kirne weder tote mi 'dat het hem nog belieft naar mij terug te keren' [1265-70; VMNW], tegader te uugene 'samen te voegen' [1291-1300; VMNW], ook 'regelen; aan iemand een plaats of functie aanwijzen' in Die ghelt heeft, ... Hi set daventure ende voeghet, Also alse hem genoeghet 'wie geld heeft, bepaalt en regelt wat er gebeurt, zoals het hem belieft' [1300-25; MNW-R], Men sal altoos die beste voeghen beyde in rechte ende in rade 'men moet altijd de beste een plaats geven, zowel in de rechtbank als in de stadsraad' [ca. 1480; MNW].
Os. fōgian (mnd. vögen, vanwaar door ontlening nzw. foga); ohd. fuogen (nhd. fügen); ofri. fōgia (nfri. foegje); oe. fēgan (ne. fay); alle oorspr. 'verbinden, samenvoegen', < pgm. *fōgjan-.
Ontwikkeld uit pie. *poh2ḱ-éie-, een causatief ('vast/ passend maken') bij de wortel pie. *peh2ḱ- 'vastmaken' (LIV 461), zie vangen.
Zie ook bevoegd, gevoeg en gevoeglijk.
voeg zn. 'naad'. Mnl. voeghe 'gepastheid, gepaste wijze; wijze, manier' in rat mir mit fuoege 'adviseer mij op gepaste wijze' [1201-25; VMNW], In alle dierre voege alse voorscr. is 'op alle genoemde manieren' [1338; MNW]; vnnl. voege 'plaats waar de stenen van een bouwwerk tegen elkaar komen' in daer mede die voegen vanden stenen gaeten ... gevult ziin 'waarmee de voegen tussen de stenen gevuld zijn' [1522; iWNT], die voegen van den mueren [1553; iWNT], voege 'naad van houten constructiedelen' [1567; iWNT]. Afleiding van voegen. De Middelnederlandse betekenissen zijn verouderd, behalve in de vaste verbinding: in dier voege 'zodanig, op zo'n manier', die nog wel gebruikt wordt, maar toch ook als verouderd beschouwd mag worden. Van de specifiek bouwkundige betekenis van voeg is een nieuw werkwoord voegen "voegen tusschen de steenen van een gebouw stryken" [1710; Halma NF] afgeleid.
Fries: foegjefoech


  naar boven