1.   hetero- voorv. 'ongelijk-'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Oorspr. is dit het Griekse voorvoegsel hetero- 'anders, van andere aard', dat al in het klassieke Grieks in vele woorden voorkomt, op basis van het bn. héteros 'één van de twee; de of een ander; andersoortig, verschillend'.
Sommige van de Griekse woorden zijn rechtstreeks in het Latijn ontleend en al dan niet via het Latijn soms ook al vroeg in de moderne talen, zoals bijv. heterogeen, zie homogeen. Als productief element in vele wetenschappelijke, meestal zeer vakspecifieke neologismes bestaat het echter pas vanaf ongeveer de 17e eeuw. In de regel is het tweede lid in zo'n woord ook van Griekse oorsprong. Een uitzondering daarop is heteroseksueel, en zie ook homoseksueel.


  naar boven