1.   hernia zn. 'uitstulping van een tussenwervelschijf of van het buikvlies'
categorie:
geleerde schepping
Vnnl. hernia 'breuk of uitstulping in de ingewanden' [1695; WNT Aanv.]. Eerder alleen als Latijns woord in woordenboeken, bijv. bij Apherdianus hernia "die gheschuertheyt" [1552]. Algemeen bekend is nu uitsluitend de specifieke betekenis 'uitstulping van een tussenwervelschijf' [1960; Koenen].
Ontleend aan Neolatijn hernia 'id.', betekenisuitbreiding bij klassiek Latijn hernia 'navel- of liesbreuk', verwant met garen 1.
In de medisch-Latijnse terminologie is hernia nog steeds een algemene benaming voor een ingewandbreuk en gaat het woord altijd vergezeld van een toevoeging, zoals in hernia umbilicalis 'navelbreuk', hernia inguinalis 'liesbreuk'. De enige hernia die in de algemene spreektaal bekend is, heet bij Nederlandse medici een hernia nuclei pulposi. In het Engels spreekt men bij een herniated nucleus pulposus, zoals deze aandoening daar officieel heet, van een slipped disc of disk, een ingewandbreuk is in de spreektaal daarentegen een hernia.


  naar boven