1.   besteden ww. 'gebruiken voor'
categorie:
geleed woord
Mnl. besteden 'uitbesteden' [1277; CG I, 354], besteit (verl.deelw.) 'geplaatst' [1350-1410; MNW] en bestaden 'opbergen' [ca. 1350; MNW], 'wegschenken' [14e eeuw; MNW], 'begraven' [ca. 1423-65; MNW], 'plaatsen' [1450-1500; MNW]; besteden (aan) 'aanwenden, gebruiken (voor)' [ca. 1625; WNT].
Besteden en bestaden zijn gevormd uit het voorvoegsel be- en mnl. stat, stede 'plaats', zie stad, dus letterlijk 'op een bepaalde plaats brengen'.
Os. bistadon 'verpachten, plaatsen' (mnd. bestaden), besteden 'een verblijfplaats aanwijzen, begraven; bevestigen'; mhd. bestaten 'op een bepaalde plaats brengen, toestaan, verzorgen, begraven' (nhd. bestatten 'begraven'); ofri. bistedigia 'bevestigen' (nfri. besteegje 'besteden'), Oud-West-Fries bistedigia 'begraven'.
Er bestaan ook uitbreidingen met het achtervoegsel -ig: mnl. bestadigen 'bevestigen' [1348; MNW], bestedigen 'versterken' [15e eeuw; MNHWS], 'bevestigen' [1488-1510; MNW]; mnd. bestedigen, bestadigen 'bevestigen, bestendigen'; mhd. bestæten, bestætigen 'gevangennemen, bestrijden' (nhd. bestätigen 'bevestigen, erkennen'), die alle afleidingen zijn van stad en van gestaag, gestadig.
Fries: bestede, besteegje


  naar boven