1.   opkalefateren ww. 'herstellen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. calfaten, calafaten, calefateren 'breeuwen' in dair men de ondichte ende lecke scepen dichten, calfaten ende versien mach 'waar men de beschadigde en lekke schepen kan dichten, breeuwen en gereedmaken' [1525; Van der Meulen 1955a], Alst tscip ghetimmert es tmoet ghecalfaet zyn Met werck ofte most om te wesene dichtich 'als het schip gebouwd is, moet het gebreeuwd worden met vlasdraad of mos om waterdicht te zijn' [1530; iWNT], een banck, omme vier buussen (een soort schip) in te leggen ende aldaer te mogen calefateren [1536; Van der Meulen 1955a], 't ... calafaten van den overloop 'het breeuwen van het bovendek' [1551; iWNT], kalfaten, kallefaten, kalfateren 'id.' [1599; Kil.], verkalefaten 'opknappen, herstellen (van een schip)' [1599; Kil.], kalfateren 'opknappen i.h.a.' in Huye-nochtent als ick ... kalfaterde de henning 'vanochtend toen ik de omheining aan het opknappen was' [1612; iWNT], Ick ... heb oock uwe ontrampeneerde kielen gekalfatert 'ik heb ook uw beschadigde kielen hersteld' [1642; iWNT]; nnl. opkalefateren 'opknappen, oplappen, herstellen' in het opkalefateren van een oud en wrakkig gebouw [1911; Groene Amsterdammer], een zieke opkalfateren [1950; Van Dale].
Gevormd met op bij ouder gelijkbetekenend kalefateren, naar analogie van synoniemen als opknappen en oplappen. Kalefateren is een van de Vroegnieuwnederlandse nevenvormen van een ontlening aan Middelfrans calafater 'breeuwen' [begin 14e eeuw; Rey], nu calfater [1382-84; Rey], eerder geattesteerd als afleiding callefaterie 'het breeuwen' [eind 13e eeuw; Rey]. Deze woorden gaan terug op Arabisch qalfaṭa 'breeuwen' [13e eeuw; Rey], wellicht na tussenkomst van een van de Romaanse talen, met de volgende oude attestaties: Spaans calafatear [1300; Coromines] (nu calafatar), calafato 'breeuwer' [1249; Coromines] (nu calafat), Italiaans galafato 'breeuwer' [1211; Battisti], calafatare 'breeuwen' [1470; Battisti], middeleeuws Latijn calafatus 'breeuwer' [1213; Rey], calafatare 'breeuwen' [1318; Rey], Provençaals calafatar [13e eeuw; Rey].
De herkomst van het Arabische woord is onduidelijk. Het betreft een wortel met vier radicalen q-l-f-ṭ en moet dus een leenwoord zijn, mogelijk van middeleeuws Grieks kalaphatein 'breeuwen' [6e eeuw; Philippa 1991]. Een ouder Arabisch synoniem is qallafa 'breeuwen' met drie radicalen. Het Griekse woord zou op zijn beurt weer hieraan ontleend kunnen zijn. Ook zou er verband kunnen zijn met Laatlatijn *calefare 'verwarmen, stoken' (zie chauffeur), omdat men de pek verwarmde die tussen de scheepsnaden werd aangebracht.
De laatstgenoemde Arabische wortel q-l-f komt al vroeg voor in al-Qalafāt 'de breeuwer', de bijnaam van een 9e-eeuwse dichter uit de Spaanse stad Córdoba, die lange tijd in Arabische handen was. Omdat zowel in het Italiaans als het Spaans als het middeleeuws Latijn het zn. 'breeuwer' steeds een eerdere attestatie heeft dan de afgeleide werkwoordsvorm, lijkt de naam van de Corduaanse dichter al-Qalafāt 'de breeuwer' een belangrijke rol te hebben gespeeld in de verspreiding van het woord in Europa.
In het Nederlands heeft de oorspr. betekenis 'breeuwen, dichtmaken van scheepsnaden' zich uitgebreid tot 'opknappen van een schip' en nog algemener 'opknappen, herstellen'.
Fries: opkal(e)faterje


  naar boven