1.   opdoffer zn. 'vuistslag; opduvel'
categorie:
geleed woord
Nnl. Iemand een opdoffer geven 'iemand een vuistslag geven' [1898; WNT].
Afleiding van dof 2 'slag'. Het voorvoegsel op komt wel vaker voor in zelfstandige naamwoorden voor 'slag, stoot', evenals het achtervoegsel -er, bijv. in opdonder en oplawaai, en in het verleden o.a. opzaniker, oplazer, oplababber, opwaaier, opmepper (WNT op, betekenis III, A, 4).
Fries: -


  naar boven