1.   buffer zn. 'stootkussen; opvang, beveiliging'
categorie:
leenwoord
Nnl. buffer 'stootkussen' [1875; WNT]; figuurlijk in samenstellingen als buffervoorraad 'voorraad van producten om zich te beschermen tegen prijsdaling of stagnatie in de aanvoer' [1945; WNT Aanv.] en bufferzone 'gebied dat als veiligheidszone fungeert' [1960; WNT Aanv.], buffer 'buffergeheugen (van computer)' [1964; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels buffer 'stootkussen' [1835; OED], wrsch. afgeleid van een verouderd of dialectisch werkwoord buff 'dof klinken', een afleiding van het zn. buff 'slag' < Middelengels buffe 'id.' [ca. 1420; OED] < Frans buffe 'slag', ouder bufe 'id.' [1230; TLF], wrsch. een klanknabootsend woord; zie ook bof.
Nhd. Puffer 'buffer' [1857; Grimm], afleiding van het zn. Puff 'stoot, slag' of van het werkwoord puffen 'stoten, slaan', vnhd. buffen [16e eeuw], en Fries buffer zijn wrsch. (afleidingen van) onafhankelijke klanknabootsingen. Verwantschap met Engels buff is onzeker.
Fries: buffer


  naar boven