|
1. |
distilleren ww. 'het door verdampen en condenseren zuiveren van een vloeistof' categorie: leenwoord Mnl. disteleren 'door verdampen zuiveren' [1351; MNW clocke]; vnnl. Distilleren "druppelen af, oft maken druppelen, oft branden dye cruyden datse druppelen" [1577; Werve], distilleren "afdruypen, afsijpen" [1650; Hofman]; nnl. distilleren 'verdampen en laten condenseren' [1824; Weiland]. Ook destilleren. Ontleend aan Frans distiller 'druppelsgewijs laten vallen' [13e eeuw] < Latijn distillāre 'druppelsgewijs scheiden', eerder dēstillāre, gevormd uit de- 'neer' en stillāre 'druppelen', een afleiding van stilla 'druppel'. ◆ gedistilleerd zn. 'sterke drank'. Nnl. gedistilleerd 'id.' [1862; WNT stokerij]. Verkorting van gedistilleerde wateren [1714; WNT distilleeren], ook wel bekend als 'gebrand water', zie brandewijn.
|
naar boven
|