1.   lang bn. 'uitgestrekt in én dimensie, niet kort'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. lang 'lang' in plaatsnamen als langenrech 'Langerak (polder in Gelderland)' met als tweede lid rak 'waterloop' [788-789, kopie begin 13e eeuw; Künzel], langlo 'plaats met onbekende ligging op de Veluwe' met als tweede lid onl. lo 'bos' [855, kopie ca. 900; Künzel], als bw. lango 'lang, gedurende lange tijd' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. lanc 'lang van duur, lang van afmeting' [1240; Bern.].
Os. lang (mnd. lanc); ohd. lang (nhd. lang); ofri. lang, long (nfri. lang); oe. lang, long (ne. long); on. langr (nzw. lång); got. laggs; < pgm. *langa-.
Verwant met: Latijn longus 'lang'; Gallisch longo-; bij pie. *longh-. Daarnaast bestaat een in de Indo-Europese talen wijdverbreide wortel pie. *delh1gh-/dleh1gh-/dlh1gh- 'lang' (IEW 197), waaruit met dezelfde betekenis onder meer: Grieks dolikhós; Sanskrit dīrghá-; Avestisch darəga-, Oudperzisch darga-; Litouws ìlgas (met onverklaarde wegval van de d-); Oudkerkslavisch dlŭgŭ (Russisch dólgij); Hittitisch daluki. Verbinding tussen deze beide wortels is zeer problematisch: men moet dan voor pie. *longh- wegval van de d- en de laryngaal en invoering van een genasaliseerde o-trap veronderstellen. De betekenisovereenkomst en het feit dat beide woordgroepen een complementaire distributie hebben over de Indo-Europese talen zijn echter sterke aanwijzingen voor onderlinge verwantschap. De veronderstelling dat de Germaanse en Latijnse woorden niet Indo-Europees zijn, maar ontleend aan een voor-Indo-Europese substraattaal (Boutkan/Siebinga 2005), is dan ook onwaarschijnlijk.
Het bij lang behorende bijwoord luidde in het Middelnederlands langhe; zo ook nog in het West-Vlaams. Een relict hiervan is nog te vinden in de uitdrukking bij lange na niet 'niet in het minst, in het geheel niet'.
langs bw., vz. 'in de lengterichting van, voorbij, door, via'. Mnl. lancs 'in de lengterichting' in colummen ... staende lanx in de sale 'pilaren, staande in de lengterichting van de zaal' [1285; CG II], ook reeds als voorzetsel in langhes den ... diic 'langs de dijk' [1280-87; CG I]. Afleiding van lang met bijwoordelijke -s.
Fries: lang ◆ lâns


  naar boven