1.   schrijven ww. 'letters neerzetten, een tekst vastleggen'
categorie:
leenwoord
Onl. skrīvan 'lettertekens neerzetten' in mit rehtlicon ne uuerthon gescriuona '(laten zij) met de rechtvaardigen niet worden opgeschreven' [10e eeuw; W.Ps.], 'een tekst vastleggen, schriftelijk mededelen' in also uns paulus hauet fure gescrîuen [1151-1200; Reimbibel]; mnl. sc(h)riven 'id.' in me sal di rede sch[r]iuen 'men zal die woorden opschrijven' [1200; VMNW], daden wi desen brief scriuen 'lieten wij deze akte schrijven' [1236; VMNW].
Vroege ontlening aan Latijn scrībere 'schrijven'.
Evenzo ontleend zijn os. skrīƀan (mnd. schriven); ohd. scrīban (nhd. schreiben); on. skrifa (nzw. skriva); alle 'graveren, schrijven'; daarnaast met afgeleide betekenissen: ofri. skriva 'een straf opleggen' (nfri. skriuwe 'schrijven'); oe. scrīfan 'een straf opleggen, toewijzen; biechten' (ne. shrive), alle < pgm. *skrīban-, dus reeds door het Proto-Germaans ontleend aan het Latijn. Behalve in het Oudnoords sloot deze ontlening zich aan bij de sterke werkwoorden van de eerste klasse.
Latijn scrībere is verwant met Grieks skarīphãsthai 'krassen, schetsen', skárīphos 'schets; leistift'; < pie. *skreibh- '(in)krassen, schrijven' (IEW 946). Met andere occlusief horen hierbij misschien ook Lets skrĩpât '(in)krassen, schrijven' en met wegval van de s- pgm. *hrīfan- 'krassen, scheuren' (on. hrífa, oe. hrifnian, ofri. rivia, mnl. riven, nnl. rijven 'harken').
Het woord werd ontleend met de Romeinse wijze van schrijven. Deze verschilde van de oude Germaanse techniek van het inkrassen van runen, Proto-Germaans *wrītan- (waaruit o.a. Engels write 'schrijven', Nederlands rijten 'scheuren', waarbij ook reet 'spleet').
Fries: skriuwe


  naar boven