1.   geen telw., vnw., lw. 'niet een'
categorie:
erfwoord
Onl. nehein, ghein, chein 'geen' [ca. 1100; Will.]; mnl. te geinen tiden 'op geen moment, nooit' [1220-40; CG II, Aiol], dat sie ne gene muonken ne waren 'dat zij geen monniken waren' [1220-40; CG II, Aiol], negeen eruachtich man mah ... 'geen man die grond bezit mag ...' [1237; CG I, 37], die engheene seghele en hadden 'die geen zegels hadden' [1276; CG I, 304], sien verstont en geen latijn 'zij verstond geen Latijn' [1276-1300; CG II, Lut.A], en was geen wonder dat ... 'het was geen wonder dat ...' [1276-1300; CG II, Lut.A].
Onl. neh-ein is gevormd uit *ne-h/ni-h 'en niet' en een. Hieruit ontstond door grammatische wisseling (in dit geval pgm. *h > *g voor beklemtoonde lettergreep) neg-een. in een vroege fase van het mnl. werd die vorm geherinterpreteerd als ne-geen; illustratief hierbij is het als twee woorden geschreven ne gene. Daarnaast kwam ook engheen op als variant. Vervolgens verdween het eerst lid (ne-, en-), omdat het als overbodig werd gevoeld.
Os. nigēn (mnd. negēn, gēn), ohd. nih(h)ein (mhd. nehein, enhein, nhd. kein), samenstellingen die teruggaan op pgm. *nih 'noch' en *aina- 'een'. Pgm. ni-h is het ontkennende partikel met -h, zoals ook in got. nih 'en niet'.
Pgm. *nih is verwant met: Latijn neque, nec 'en niet, evenmin', Oskisch ne-p, uitbreiding van het ontkennend partikel pie. *ne-, waaruit Iers ni, Oudkerkslavisch ne, Litouws ne; Sanskrit na.
Het woord nee is op soortgelijke wijze gevormd.
2.   -geen achterv. 'het genoemde producerend'
categorie:
leenwoord
Internationaal wetenschappelijk achtervoegsel (zo ook bijv. Frans -gène, Engels -gen, Duits -gen, Neolatijn -genium (zn.)), productief geworden na de introductie ervan door de Franse scheikundige Antoine Laurent de Lavoisier (1743-1794), die op basis van de stam van Grieks gennãn 'scheppen, verwekken' in resp. 1783 en 1789 de elementnamen (Frans) hydrogèn 'waterstof' en oxygèn 'zuurstof' introduceerde. Dit is de functie die -geen heeft in chemische, biologische, geologische en andere vaktermen als halogeen (zn.), letterlijk 'zoutverwekker', antigeen 'stof die antilichamen doet ontstaan', allergeen 'stof die allergie teweegbrengt', carcinogeen (bn. en zn.) 'kankerverwekkend(e stof)', endogeen en exogeen (bn., oorspr. in de botanie) 'van binnenuit resp. van buitenuit groeiend', erogeen (bn.) 'geslachtsdrift veroorzakend, gevoelig voor erotische prikkels'.
In zijn geheel op het Grieks gebaseerd is alleen homogeen, naar Grieks homogenḗs 'van dezelfde soort', naar analogie waarvan heterogeen is gevormd. Het Griekse woord is gevormd met génos 'familie, geslacht, soort, generatie'.
Beide Griekse woorden, gennãn 'scheppen' en génos 'familie' horen bij dezelfde woordstam en zijn daardoor verwant met kunne en kind. Zie ook genealogie.


  naar boven