1.   geel bn. 'citroenkleurig, goudkleurig'
categorie:
erfwoord
Mnl. gele 'saffraankleurig, waskleurig' [1240; Bern.], dat gele cleed 'het gele kleed' [1276-1300; CG II, Lut.A], hingen om hem enen mantel van ghelen samite 'hingen hem een mantel van geel fluweel om' [1291-1300; VMNW]. Gebruikelijker is in het mnl. echter nog de vorm g(h)elu(w): blau roet swart ghelu ende wit 'blauw, rood, zwart, geel en wit', [1287; CG II, Nat.Bl.D], blaeuwe, geluwe, rode 'blauwe, gele, rode [1300-25; MNW-R]. In het vnnl. komen beide vormen nog naast elkaar voor: alle bloemkens ghelu, peersch, blau 'alle bloemetjes, geel, paars, blauw [1528; WNT geluw], gheel hayr 'blond haar' [1599; Kil.], geluw hayr 'blond haar' [ca. 1650; WNT]; in het nnl. betekent geluw 'bleek, flets van huid', in gy zijt nog krank en zwak, en geluw ook [ca. 1825; WNT]; als variant van het neutrale kleurwoord geel is het tegenwoordig nog uitsluitend dialectisch.
Os. gelo, -u, ohd. gelo (nhd. gelb); oe. geolu, geolo (ne. yellow), nfri. geel, giel < pgm. *gelwa- 'geel'. Met nultrap: on. gulr (nzw. gul); < pgm. *gulwa-.
Verwant met: Latijn helvus 'dofgeel'; Litouws želvas 'groenachtig'; < pie. h(e)lh3-uo-, bij de wortel helh3- 'geel, groen' (IEW 429-430), zoals ook met diverse uitbreidingen in de kleurnamen: Latijn holus 'groente' (< *helus < pie. hlh3-os); Grieks khlōrós 'groengeel' (< pie. hlh3-ró-, zie chloor); Sanskrit hári- 'geelachtig', híranya- 'goud' (< pie. hlh3-en-); Avestisch zari- 'geel'; Litouws žalas 'roodbruin', žalias 'groen' (< pie. holh3-(i)o-), žilas 'grijs' (< pie. hlh3-o-); Proto-Slavisch žĭltŭ 'geel' (Russisch žëltyj, Tsjechisch žlutý), Oudkerkslavisch zelenŭ 'groen' (< pie. helh3-en-; Russisch zelënyj, Tsjechisch zelený), zelije 'groente' (Russisch zél'e, Tsjechisch zelí 'kool'). Zie bij dezelfde wortel ook gal 1 en goud. Zie ook gloeien en glans.
In het Middelnederlands is het woord in de nominatief ghelu en in andere naamvallen ghelew-; een alternatieve nominatief gheleu lijkt een compromisvorm tussen beide (VMNW). Op basis van de gereduceerde nominatief ghele is een nieuwe stam ghe(e)l- ontstaan. De vorm geluw gaat terug op de verbogen vormen, waarin de -w- bewaard bleef; hetzelfde geldt voor Engels yellow.
Fries: geel, giel


  naar boven