|
1. |
gedrang zn. 'het dringen, dringende menigte' categorie: geleed woord Vnnl. met een ghedranghe ende ghedruyssche 'met heftigheid en onstuimig' [1562; Kil.], gedrange van volck 'het dringen, de menigte' [1573; Thes.]; nnl. ook overdrachtelijk in de uitdrukking in het gedrang komen 'dreigen weggedrukt te worden, in de knel komen': hoe soms de Christen-democratie in het gedrang komt '... niet voldoende tot zijn recht kan komen' [1909; WNT]. Afleiding, met het voorvoegsel ge- (sub b), van de wortel van het werkwoord dringen, in de ablautende vorm drang; zie ook drang. Nhd. Gedränge; nfri. gedrang. Fries: gedrang
|
naar boven
|