1.   dril zn. 'lillende gelei'
categorie:
erfwoord
Nnl. dril 'koudgeworden en gestold kalfsnat' [1801; Weiland], 'gestold vleesnat' [1867; WNT], 'lillende gelei' [1878-81; WNT].
Wrsch. bij de wortel van trillen met een wisseling in de anlaut zoals die ook bij drentelen en trentelen voorkomt.
kikkerdril zn. 'kikkerrit, geleiachtige massa met kikkereitjes'. Nnl. kikkerdril [1888; WNT gespuis]. Samenstelling met kikker.


  naar boven