1.   driest bn. 'brutaal'
categorie:
geleed woord
In het Middelnederlands alleen als werkwoord in uitdrukkingen als stonde to drijste 'namen een dreigende houding aan (tegen iemand)' [1353; MNW], dus drijst zal 'dreigend' betekend hebben; vnnl. driestich 'onbeschaamd' [1573; Thes.], driest, drijst 'moedig, brutaal' [1599; Kil.].
Os. thrīsti (mnd. drīste); ohd. drīsti (nhd. dreist 'brutaal' [16e eeuw; Pfeifer]); nfri. dryst; oe. þrīste 'dapper'; nzw. dristig 'brutaal' (< mnd.); < pgm. *þrīst-ja-.
Verdere etymologie onzeker. Wrsch. met compensatierekking na uitval van de -n- uit pgm. þrinh-st-ja, een afleiding met grammatische wisseling h-g van de wortel van het werkwoord dringen. De betekenis zou dan gezien moeten worden als 'opdringerig, dreigend'. Verwantschap met Latijn trīstis 'streng, treurig' stuit op formele bezwaren.
Anders dan men zou verwachten is de gediftongeerde vorm drijst niet in de standaardtaal blijven bestaan. Kiliaan vermeldt dat het woord Saksisch en/of Fries van oorsprong is. In dat geval heeft een dialectvorm zich gehandhaafd.
Fries: dryst


  naar boven