|
1. |
drie-eenheid zn. 'eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest' categorie: leenvertaling, geleed woord Vnnl. drij-eenigheyd [1599; Kil.], Drie-eenigheydt [1634; WNT letter], Triniteit, dryeenheidt, dryheidt [1658; WNT triniteit]. Samenstelling van drie en eenheid, leenvertaling van Latijn trinitas 'drie-eenheid'. In het Middelnederlands gebruikte men andere vertalingen drieheit [ca. 1350; MNW] en drievoudichheit, drievoldecheit [1240; Bern.]. Pas in het Vroegnieuwnederlands verschijnt het bn. dry-eenigh [1622; WNT dollen]. Fries: trije-ienheid
|
naar boven
|