1.   appartement zn. 'enige vertrekken als woning'
categorie:
leenwoord
Vnnl. 'apart vertrek of deel van een huis dat als afzonderlijke woongelegenheid kan dienen': het apartement des koninks 'de vertrekken (of het vertrek) van de koning' [1646; WNT triomf], bequame apartementen ... om te connen wonen [1687; WNT Supp.]. Vroegste vindplaats met -pp- in 1720 [WNT Supp.].
Ontleend aan Frans appartement [17e eeuw; Rey] < Italiaans appartamento [1559; Rey] < Spaans apartamiento '(o.a.) kamer' bij apartarse 'zich afzonderen, scheiden', afleiding van parte 'deel', zie part en apart.
Fries: appartemint


  naar boven