1.   schorpioen zn. 'geleedpotig dier van de orde Scorpiones'
categorie:
leenwoord
Mnl. sc(h)orpioen 'spinachtig giftig dier' in waer dat scorpioen dat siet 'wanneer de schorpioen het ziet' [1287; CG II].
Ontleend aan Oudfrans scorpion 'schorpioen' [ca. 1130; Rey], eerder in de vormen scorpiun, escorpiun [1119; Rey], via Latijn scorpio (genitief scorpionis) 'id.' ontleend aan Grieks skorpĂ­os 'schorpioen', verdere herkomst onzeker, wrsch. uit een van de Mediterraanse talen.
Fries: skorpioen


  naar boven