1.   fret 2 zn. 'dunne schroefboor'
categorie:
leenwoord
Mnl. foret 'id.' in een opsomming van timmermanswerktuigen: spikelbooren, foretten, navegheeren ende scaven [1350; MNW]; vnnl. met syncope van de tot sjwa geworden -o-: fret 'id.' [1600; WNT].
Ontleend aan Oudfrans foret 'id.' [13e eeuw; Rey] (Nieuwfrans foret 'boorijzer (inzet in boormachine)'), een afleiding van forer 'doorboren', ontleend aan Latijn forāre 'id.', zoals in bijv. perforeren; Indo-Europees verwant met boren.
Fries: fretboar


  naar boven