1.   bede zn. 'gebed, smekend verzoek'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. beda 'smeekbede' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. bede 'smeekbede, dringend verzoek, plechtig gebed' [1240; Bern.].
Ablautsvorm bij de stam van het sterke werkwoord bidden, waarvan de herkomst omstreden is.
Os. beda; ohd. beta, bita (nhd. Bitte); ofri. bede (nfri. bea); oe. bedu; got. bida; < pgm. *bedō-.
De betekenissen van bede waren oorspr. 'gebed tot god' en 'verzoek (om geld)'; zie ook gebed, bedevaart.
Fries: bea


  naar boven