1.   beatnik zn. (hist.) 'non-conformistische jonge schrijver of kunstenaar, bohemien'
categorie:
leenwoord
Nnl. beatniks (mv.) 'bohemiens' [1962; Reinsma 1975].
Ontleend aan Amerikaans-Engels beatnik [1958; BDE], gevormd uit Amerikaans-Engels beat 'verslagen, gebroken, opgebruikt', en het Oost-Jiddische achtervoegsel -nik 'aanhanger van' < Russisch -nik.
In het Amerikaans bestond de term beat generation [voor 1952; OED], bedacht door de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac (1922-1969) voor een groep Amerikaanse schrijvers en kunstenaars die zich in de jaren 1950 afzette tegen de gladde commercialiteit van de maatschappij. Het eerste deel van dat woord lijkt in navolging van lost generation te zijn gevormd uit het verl.deelw. van beat 'slaan', dat eigenlijk beaten is, maar een substandaardvariant beat 'verslagen, gebroken, opgebruikt, weggeworpen' heeft. Dit werd door sommige aanhangers van deze stroming opgevat als beat 'jazzritme' of als afkomstig uit beatific 'gelukzalig' (Rey). Een aanhanger van de filosofie van de beat generation werd beatnik genoemd; later kreeg deze naam de meer algemene betekenis 'bohémien, tegendraadse jongere'.
In het Amerikaans is de uitgang Oost-Jiddisch -nik productief om een persoon te typeren, zoals bijv. refusenik voor een jood die van de Sovjetautoriteiten geen uitreisvisum kreeg [1975; OED]. De algemene bekendheid van het Sovjetse ruimteschip spoetnik (eerste lancering 4-10-1957) kan mede van invloed zijn geweest op het ontstaan van beatnik. In december 1957 werd -nik korte tijd populair in Engelstalige kranten om de spot te drijven met een mislukte spoetniklancering: flopnik, kaputnik e.d. (Nierop).
Literatuur: Nierop 1979, 16; OED s.v. beat generation


  naar boven