1.   siësta zn. 'middagslaapje'
categorie:
leenwoord
Vnnl. siësta 'middagslaapje (gedurende de sterke zonnehitte, in Zuid-Europese landen)' [1824; Weiland], 't uur van zijn siesta gaat verloren [1832; WNT vol I].
Ontleend aan Spaans siesta 'middagslaapje' [voor 1589; Corominas], eerder 'zesde uur, d.w.z. tijdstip waarop het gezien de hitte verstandig is te rusten', ontwikkeld uit de verkorting sexta van Latijn sexta hōra 'het zesde uur' oftewel 'midden op de dag (door de Romeinse onderverdeling van de dag in twaalf uur, van zonsopkomst tot -ondergang)'. Sexta, de vrouwelijke vorm van sextus 'zesde' is afgeleid van sex 'zes', dat verwant is met zes.
Fries: siësta


  naar boven