1.   signatuur zn. 'ondertekening; kenmerk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. signatuur, signature 'ondertekend document' in Policen, Cedullen, Signaturen 'polissen, schriftelijke bewijsstukken, ondertekende documenten' [1570; WNT particulier], 'handtekening' in mitten segele van der Stadt oft plaetse, ende signature van de Secretarys van dien 'met het zegel van de stad of plaats en de handtekening van de secretaris daarvan' [1576; WNT zegel]; nnl. signatuur 'cijfer, letter enz. onderaan een bedrukt vel papier, als kenteken bij het vouwen en innaaien' in de signaturen regts [1843; WNT vouwen], vandaar ook algemener 'aard, karakter' in de signatuur van het quattrocento 'het karakter van de vijftiende eeuw (de Renaissance in Italië)' [1919; WNT toonaard], 'plaatsnummer in een bibliotheek' [1937; WP].
Ontleend, via Frans signature 'ondertekening' [1430; TLF], of rechtstreeks aan juridisch middeleeuws Latijn signatura 'zegel, handtekening', klassiek Latijn signātūra 'zegel, stempelvorm', een afleiding van signāre 'merken, van een kenteken voorzien', zie signeren.
Fries: sinjatuer


  naar boven