1.   bacchanaal zn. 'drinkgelag, zwelgpartij'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. bacchanaal 'feest gewijd aan Bacchus' [1698; WNT]; nnl. bacchanaal 'drinkgelag' [1783-96; WNT].
Ontleend aan Latijn Bacchānal 'aan Bacchus gewijde plaats, Bacchusfeest', afleiding van de naam van de Latijnse god Bacchus (Latijns synoniem: Dionysus) < Grieks Bákkhos 'de god Bacchus', (door metonymie) 'wijn', een leenwoord van onbekende oorsprong.
De bacchanalen stonden bekend om hun overvloed en buitensporigheid. In het Latijn bestond de uitdrukking bacchanālia vīvere 'losbandig leven'. Een Nederlands equivalent is de uitdrukking aan Bacchus offeren voor 'veel alcohol drinken' (Dale).


  naar boven