|
1. |
scanderen ww. 'het metrum doen uitkomen' categorie: leenwoord Nnl. scandeeren 'metrum laten uitkomen' [1717; Marin NF], die, als herculische morse-signalen gescandeerde, stooten (over stoomstoten van boten) [1927; NRC], scandeeren 'klemtoon op elke lettergreep leggen' in hun gescandeerde roep "pas un sou" [1932; Leeuwarder Courant]. Ontleend, mogelijk via Duits scandiren [1575; Schulz] (oudere vorm scantieren [1523; Schulz]), nu skandieren, aan Frans scander 'versvoeten of lettergrepen van een vers laten uitkomen' [1516; TLF], later nog 'klemtoon op elke lettergreep leggen' [1857; TLF], een ontlening aan Latijn scandere 'scanderen' < ouder 'bestijgen'. Latijn scandere 'klimmen' is verwant met: Sanskrit skándati 'springt'; Middeliers scendid 'springt'; < pie. *skend- 'springen' (LIV 554). Fries: skandearje
|
naar boven
|