1.   silo zn. 'pakhuis voor graan enz.'
categorie:
leenwoord
Nnl. silo 'afgedekte kuil als bewaarplaats voor granen en ander veldgoed' in Koorn silos. Zoo noemt men in Hongarije eene eenvoudige bewaarplaats van koorn [1835; WNT watervrij], beetwortelen ... bewaard ... in lange kuilen, silo's genoemd, die met aarde gedekt worden [1881; WNT], silo 'kokervormig graanpakhuis' [1895; WNT], overdrachtelijk 'woon- of kantoorgebouw met veel verdiepingen' [1974; Koenen], 'opslag- en lanceerplaats voor raketten' [1976; Van Dale].
Ontleend, wrsch. via Frans silo 'onderaardse graanopslagplaats' [1823; TLF], aan Spaans silo 'onderaardse voedselopslagplaats' [1050; Corominas]. Dit woord gaat mogelijk terug op Latijn sirus 'id.', dat is ontleend aan Grieks sirós 'id.', waarvan de verdere herkomst onbekend is. De overgang van Latijn -r- naar Spaans -l- is echter ongewoon. Corominas veronderstelt daarom voor-Romaanse herkomst en verwijst naar een Keltisch woord voor 'zaadje' (sīlon) als collectivum 'zaadjes' en 'graanopslagplaats' waarvan dan ook Baskisch zilo, zulo 'gat, holte' afkomstig is.
De jonge betekenis 'opslag- en lanceerplaats voor raketten' is ontleend aan Amerikaans-Engels silo 'id.' [1958; BDE].
Fries: silo


  naar boven