1.   articuleren ww. 'duidelijk uitspreken'
categorie:
leenwoord
Eén geïsoleerde vindplaats in mnl. in dat ... die drie principael linien wel gearticuleert siin 'dat de drie hoofdlijnen goed duidelijk zijn' (over handlijnen, hier dus 'uitgesproken' in de overdrachtelijke betekenis) [1351; MNW-P]. Daarna pas vnnl. articuleren 'in artikelen verdelen, punt voor punt uiteenzetten' [articuleert 1503; Boutillier], 'spraakklanken vormen, produceren' [ghearticuleert 1568; WNT Supp.]; nnl. 'duidelijk uitspreken' [1824; Weiland].
Ontleend aan Latijn articulāre 'in leden verdelen; duidelijk uitspreken', een afleiding van articulus 'lid, gewricht, geleding (van planten of bomen), onderdeel', zie artikel.
articulatie zn. 'duidelijke uitspraak'. In dezelfde context als boven één geïsoleerde vindplaats mnl. goede articulatie [1351; MNW-P]; daarna vnnl. articulatie "beleeding" [1658; Meijer], 'duidelijkheid in uitspraak' [1824; Weiland]. Ontleend aan middeleeuws Latijn articulatio 'id.', afleiding van Latijn articulāre.
Fries: artikulearje


  naar boven