1.   valk zn. 'roofvogel van het geslacht Falco'
categorie:
erfwoord, geleed woord, leenwoord
Onl. falko 'valk' alleen in toponiemen, in Ualcanaburg 'Valkenburg (Zuid-Holland)' [918-48, kopie 11e eeuw; Künzel], Falcoberg 'Valkenberg (Pas-de-Calais)' [961; Gysseling 1960], Falchenberch 'Valkenburg (Limburg NL)' [1041; Künzel]; mnl. valke [1240; Bern.].
Herkomst onzeker. Wrsch. een Germaans erfwoord, uit Proto-Germaans *falkan-, dat wrsch. een afleiding is van de wortel *fal- van vaal 'grauw', met hetzelfde Germaanse k-achtervoegsel als in o.a. alk, havik. De vogel is dan genoemd naar zijn kleur, en Laatlatijn falco (genitief falconis; hieruit Frans faucon, Engels falcon, Catalaans falcó enz.), dat vanaf de 4e eeuw is geattesteerd, zou dan ontleend zijn aan het Germaans. Deze etymologie vindt men o.a. bij NEW, en Lloyd/Lühr. Volgens een andere opvatting is juist het Germaanse woord ontleend aan het Latijn, en zou Latijn falco een afleiding zijn van falx (genitief falcis) 'sikkel, haak', wegens de kromme klauwen of de kromme snavel van de vogel (FvW, Verc., Toll.).
Os. falko (mnd. valke); ohd. falko (nhd. Falke); nfri. falk; < pgm. *falkan-. On. falki (nzw. falk) is ontleend aan het mnl. of mnd.
Fries: falk


  naar boven