1.   verontreinigen ww. 'bevuilen'
Vnnl. verontreynighen 'ontheiligen' [1553; Van den Werve prophaneren], algemener 'bezoedelen, zedelijk onrein doen worden' in Ghy verontreynighet v in dat wesen uwer vaderen 'u bezoedelt zich in de geest van uw vaderen' [1562; iWNT], 'bevuilen' in Dat de boecken door moetwil ofte ongeval niet beschadicht ofte verontreynicht ... werden [1595; iWNT].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub d) van vnnl. ontreinigen 'bevuilen', zoals in Dat lant is daer dore ontreynicht [1526; iWNT uitspuwen]. Dat werkwoord kan zelf het best verklaard worden uit mnl. ontreinen met -igen onder invloed van het antoniem reinigen. Mnl. ontreinen is afgeleid met het voorvoegsel ont-, dat hier een aspect van tegenstelling aanbrengt, van rein.
Mnl. onreinen, onreinighen en vnnl. veronreinigen, die ook allemaal hetzelfde betekenen, zijn weinig frequent en moeten dus secundair zijn gevormd onder invloed van onrein. Zie ook verontschuldigen.
Fries: ûntreinigje


  naar boven