1.   tjilpen ww. 'schel geluid maken (van vogels)'
categorie:
klankwoord
Vnnl. Tjilpende door het woudt [1605; iWNT]; nnl. sjilpenze als moszen 'tjilpen ze als mussen' [1725; iWNT sjilpen], het muschgebroedsel, Altijd tsjilpende [1827; iWNT pikken III].
Klanknabootsend woord.
Fries: tsjilpe


  naar boven