1.   bedompt bn. 'duf, muf'
categorie:
geleed woord
Vnnl. bedomt 'beneveld, gedempt, benauwd' [1608; Toll.], bedomt 'nevelig' [1620; WNT], bedompt 'gesloten, benauwd' [1634; WNT eng II]; nnl. bedompt 'slecht geventileerd, muf' [1734; WNT].
Het verl.deelw. van bedompen 'dampen, roken' [1573; Thes.], een afleiding met be- van het werkwoord dompen 'dampen' [1477; Teuth.], bij het zn. domp 'damp' [1477; Teuth.], zie damp.
Het woord had vroeger meer betekenissen: naast 'benauwd (van ruimten)' ook 'gedempt, dof (van geluid)'; bedompen kon ook 'uitdoven, verduisteren, benauwen' betekenen (WNT), zie domper.
Fries: bedompeld, bedompen, bedompt


  naar boven