1.   geserreerd bn. 'beknopt, bondig'
categorie:
leenwoord
Nnl. geserreerd 'gesloten' in onder den adel, in een zeer geserreerden kring [1888; WNT Aanv.], 'bondig, strak, zakelijk van stijl' in verandert ... van een geserreerden ... modernen romanstijl in iets als een 18e-eeuwschen vrouwelijken mémoire- of epistolairen stijl [1890; WNT Aanv. epistolair], in een uiterst geserreerden dialoog [1934; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans serré 'compact, gedrongen, strak' [ca. 1175; Rey], verl.deelw. van serrer 'dicht opeenpakken, (vast)drukken' [ca. 1250; Rey], eerder al 'dichtgrendelen, dichtdrukken' [12e eeuw; Rey] < vulgair Latijn *serrāre 'grendelen, afsluiten', variant van Latijn serāre 'id.', afleiding van sera 'grendel, slot', van onduidelijke herkomst. In het Nederlands ontleend met aanpassing aan de vorm van Nederlandse deelwoorden; een werkwoord serreren heeft buiten de woordenboeken nooit bestaan. Zie ook serre.
Nieuwengels serried 'dicht opeengepakt' is het verl.deelw. van een verouderd werkwoord serry 'opeenpakken', dat ook ontleend is aan Frans serrer.
Mogelijk hoort Latijn sera 'slot' bij pie. *ser- 'beschermen, bewaren' (IEW 910).


  naar boven