1. |
bedrijven ww. 'doen, verrichten' categorie: geleed woord Mnl. bedriuen 'besturen, regelen' [1282; CG I, 640], 'doen, uitvoeren' [1285; CG II, Rijmb.] '(land) bewerken' [1303; MNHWS], 'brengen, drijven' [1300-25; MNW-R], 'bewerkstelligen' [1350-1410; MNW]. Afleiding met be- van het werkwoord drijven; zie ook bedrijf, bedreven. Mnd. bedriven 'bedrijven, beheren, vee weiden, drijven, uitoefenen, misleiden, omkopen'; nhd. betreiben 'bedrijven'; nfri. bedriuwe. ◆ bedrijvig bn. 'ijverig, altijd bezig'. Nnl. bedrijvig 'id.' [1832; WNT wijkbeld]. Afleiding van bedrijven met het achtervoegsel -ig. Fries: bedriuwe
|