1.   gaarne bw. 'graag'
categorie:
erfwoord
Mnl. gerne [1240; Bern.], ghaerne, ghe(e)rne; vnnl. gheern [1574; Kil.].
Mnl. g(h)erne is de oorspr. vorm; voor de klankverandering en rekking van de klinker voor r + dentaal, zie haard.
Os. gerno (mnd. gērne), ohd. gerno 'begerig' (nhd. gern(e) 'graag'); ofri. jerne, gerne (nfri. jern(e)); oe. georn; on. gjarna (nzw. gjärna); alle 'verlangend, graag'; < pgm. *gernō-, afgeleid van het bn. *gerna- 'ijverig, begerig, gretig', waaruit: os. gern; ohd. gern(i); oe. georn; on. gjarn 'ijverig'; got. faihu-gairns 'hebzuchtig'; < pgm. *gerna- 'begerig, ijverig'. Hierbij staat ook een afgeleid werkwoord pgm. *gerōn- 'verlangen', zie begeren.
Verwant met: Latijn hortāri 'aansporen'; Grieks khaírein 'zich verheugen, graag willen', kháris 'gunst, bevalligheid, dat wat vreugde brengt', zie charisma; Sanskrit háryati 'hij begeert'; bij de wortel pie. her- 'graag hebben' (IEW 440).
In de standaardtaal wordt het woord alleen nog schriftelijk gebruikt. Dialectisch is het nog vaak een dagelijks woord in de spreektaal.
Zie ook gierig. Misschien zijn ook graag en gretig verwant.


  naar boven