1.   lectuur zn. 'leesstof; het lezen'
categorie:
leenwoord
Mnl. lectuere 'officiƫle voorlezing' [1467-90; MNHWS]; vnnl. lecture 'lezing, het lezen' in na dat die ... hiemraden lecture gehadt hebben vander ... commissie 'nadat de heemraden inzage hebben gehad in (de stukken over) de verleende opdracht' [1510; WNT waal I]; nnl. lectuur 'leesstof' in Fransche lectuur [1785; WNT kenmerk], 'het lezen' in waar men met de lectuur van het boek gebleven is [1987; WNT vouw].
Ontleend aan Frans lecture 'onderricht' [1350; Rey], 'voorlezing, het voorlezen' [1445; Rey], 'het lezen, lezend kennisnemen van iets' [1561; Rey], later ook 'leesstof' [1676; Rey], ontleend aan middeleeuws Latijn lectura 'het lezen; geleerdheid', afleiding van klassiek Latijn legere 'lezen' (verl.deelw. lectum), zie legende.
Fries: lektuer


  naar boven