1.   laxeren ww. 'de stoelgang bevorderen'
categorie:
leenwoord
Mnl. so laxerse die humoren. dat es dat si doet sciten 'dan maakt ze (de absinth) de lichaamssappen los, dat wil zeggen dat ze doet schijten' [1351; MNW-P], die medecijn die laxerende is 'het laxeermiddel' [1485; MNW schamoney]; vnnl. laxerende fruiten, ghelijck druyven, vighen, prumen 'laxerende vruchten, zoals druiven, vijgen, pruimen' [1514; MNW].
Ontleend aan middeleeuws Latijn laxare 'laxeren', een medische betekenis bij klassiek Latijn laxāre 'losmaken, laten verslappen', afleiding van laxus 'los, slap, ontspannen', zie laken 2.
Fries: laksearje


  naar boven