1.   haver 2 zn. 'nakomeling' in de uitdrukking van haver tot gort 'door en door'
categorie:
geleed woord, volksetymologie
Mnl. van aver t'avere 'van geslacht op geslacht' [14e eeuw, afschrift 1800-20; MNW-R]; vnnl. in d'erfghenamen van Aver tot Aver [1595; WNT Supp. aver I], van haver t'haver [1604; WNT]; nnl. in de huidige betekenis: Haerlemiet ... van haver tot garst 'van generatie op generatie, dus door en door, Haarlemmer' [1733; WNT gerst], van aver en t' aver 'door en door' [1736; WNT Supp. aver I], wy bennen van aver tot gord allemaal geriffermeerde menschen 'wij zijn van geslacht op geslacht (en/of: door en door?) allemaal protestant' [1774; WNT Supp. aver I], hij vertelt (of: kent) het van haver tot gort [1858; Harrebomée].
Al in het Middelnederlands kwam het woord alleen nog voor in de uitdrukking van aver tot aver, waardoor het bewustzijn van de eigenlijke betekenis van het woord gemakkelijk kon verdwijnen, en de weg vrij was voor volksetymologie, vooral in die gebieden waarin de h- aan het begin van woorden en lettergrepen wordt weggelaten. In het Nieuwnederlands wordt voor het eerst de tweede aver vervangen door gort. De overgang naar de huidige betekenis wordt goed geïllustreerd door de vindplaatsen uit 1733 en 1774; ook in die betekenis blijft de uitdrukking naast van haver tot gort / gerst ook nog enige tijd van (h)aver tot (h)aver luiden.
Aver 'voorouder, geslacht' is verwant met: os. aƀaro 'nakomeling'; oe. eafora 'id.'; got. afara 'id.'; daarnaast het bw. mhd. aber, afer 'nogmaals, opnieuw' (nhd. aber); afleidingen van pgm. *aba- 'van ... weg', zie af.


  naar boven