1.   hagelslag zn. (NN) 'broodbeleg'
categorie:
geleed woord, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. hagelslag 'broodbeleg' in Wat zit er op? ... Leverworst ... Komijnekaas! ... Hagel-slag ... Kwattastrooisel! [1923; Groene Amsterdammer], chocolade hagelslag [1924; Groene Amsterdammer], hagelslag "suikermuisjes; strooisel van chocolade of anijssuiker" [1937; Koenen].
Samenstelling uit hagel en slag, met oorspr. de betekenis 'het slaan van de hagel (op de aarde en alles wat daarop groeit en gebouwd is)' zoals in mnl. hailslach [1343-1489; MNW]. Een samenstelling met vergelijkbare betekenis is regenval 'het vallen van de regen'. Deze oorspr. betekenis van hagelslag is niet verdwenen, maar in de NN algemene taal wel sterk op de achtergrond gedrongen.
Door wie en wanneer het woord hagelslag is ingevoerd voor een soort broodbeleg is onbekend. Het kan een bedenksel zijn van een suikerwerkfabrikant, maar het kan ook in de volksmond zijn ontstaan. Uit de oudste attestaties kan niet worden opgemaakt waaruit hagelslag bestond, maar de definitie bij Koenen en de witte kleur van hagelstenen doen vermoeden dat het oorspr. om een soort suiker of anijssuikerstrooisel ging. Chocoladehagelslag zal dan een latere uitbreiding zijn geweest. Suikerwerkfabrikant Venz, veelal genoemd om zijn introductie van de hagelslag, produceerde geen hagelslag voor 1936.


  naar boven