|
1. |
raak bn. 'het doel treffend' categorie: erfwoord, geleed woord Vnnl. Raeck oft mis 'het doel treffend of missend' [1573; Thes.], Hij ... verwondde den luitenant doodelijk, onder de woorden: "dats raeck" [1641; iWNT]; nnl. raak ... schieten [1770; iWNT], rake opmerking [1902; iWNT]. Hetzelfde woord als het zn. vnnl. (eenen) raeck 'slag die het doel treft' [1573; Thes.], een afleiding van het werkwoord raken 'treffen'. Fries: rekke
|
naar boven
|