1.   saai bn. 'eentonig'
categorie:
verkorting, leenwoord
Nnl. saai 'weinig levendig' in ge zijt een saaijen kerel [1842; WNT tieretijn], 'met weinig vertier' in deze saaije negentiende eeuw [1864; WNT], 'eentonig' in (een muziekstuk is) ijselijk saai [1889; Groene Amsterdammer], 'niet boeiend' in een boek ... waarin de psychologie niet saai ... is [1897; Groene Amsterdammer].
Wrsch. ontstaan als verkorting van verbindingen als een saaien lap, en dus hetzelfde woord als het zn. saai 'wollen stof', mnl. say, saey, sai 'licht gekeperde wollen stof' [1277; VMNW], ontleend aan Frans saie 'gekeperde wollen stof' [ca. 1185; TLF] < vulgair Latijn *sagia 'stof voor kleding', een afleiding van klassiek Latijn saga, meervoud van sagum 'kledingstuk van grove wol, soldatenmantel'; dat woord is mogelijk van Keltische oorsprong.
Vroeger werd groene saai veel gebruikt voor gordijnen en tafelkleden (Toll.); men vond die stoffen blijkbaar niet erg levendig en vatte saaien lap op als saaie lap 'eentonige lap' en/of men vatte dat is saai op als 'dat is eentonig' (FvW).
Fries: - (wel als zn. saai 'wollen stof')


  naar boven