1.   debiet zn. 'afzet, verkoop; hoeveelheid voorbijstromend water/vloeistof per tijdseenheid'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. debiet 'verkoop in het klein, afzet van waren' [1731-35; WNT], 'hoeveelheid per tijdseenheid' [1938; WNT Aanv. ozoniseeren].
Ontleend aan Frans débit 'capaciteit, geproduceerde hoeveelheid per tijdseenheid' [1838; Rey], eerder al 'verkoop in het klein' [1565; Rey], afleiding van Frans débiter 'verkopen in het klein' [1464; TLF], zie debiteren 2.
De technische betekenis 'hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid' is in het BN meer tot de algemene taal doorgedrongen dan in Nederland.
Fries: debyt


  naar boven