1.   ontfutselen ww. 'listig ontnemen; afhandig maken'
categorie:
geleed woord
Vnnl. Den genen die het sijne slechtelijck hem laet ontfutselen 'wie zich zijn eigendommen gemakkelijk afhandig laat maken' [1618; WNT].
Afleiding met het voorvoegsel ont- van vnnl. futselen 'frutselen, peuteren, kriebelig werk doen', zie frutselen. De letterlijke betekenis was dus 'door futselen afhandig maken'.
Fries: -


  naar boven